Blade Runner 2049

Blade Runner 2049

22 januari 2021 Artikelen 0
Delen via:

Op zoek naar menselijkheid of voorbij de mens?

Oh, hoe hield ik mijn hart vast, toen Blade Runner 2049 werd aangekondigd. Want je kon verdrinken in de schoonheid van de oorspronkelijke Blade Runner, in die cyberpunk coolness, in die ruige vervuilde stad overspoeld door mensen, Aziatische streetfood en de onophoudelijke stortbuien. Elke keer dat ik die oude klassieker zag, kreeg ik een soort nostalgie naar de toekomst. Bovendien, als filosoof kon ik mijn hart ophalen – Ik ken weinig andere films die zo op het scherpst van de snede onderzoeken wat het betekent om menselijk te zijn: zo manisch, zo wanhopig, zo heroïsch én zo tragisch, met psychopathische trekjes maar toch groots, zo dicht op de angst voor de dood. Wat kun je daaraan nog toevoegen? – vroeg ik me af.

Ander perspectief
Toen ik de ‘nieuwe’ Blade Runner voor het eerst zag, in 2017, was ik vooral heel opgelucht dat de film niet iets waardevols kapot maakte. Ik was dankbaar dat Denis Villeneuve had gekozen om een geheel nieuw verhaal te spinnen rond de oorspronkelijke karakters, en heel wat andere. Maar ik moest de film een paar keer zien voordat hij uit de schaduw van het origineel kon treden; voordat ik hem écht kon waarderen om zijn eigen schoonheid en het tot me doordrong dat deze film nieuwe vragen over menselijkheid stelt.

Hoe verschuift het perspectief op menselijkheid tussen die twee films? De rebellie van de zogenaamde replicants in het oorspronkelijke verhaal is niet alleen een opstand tegen onderdrukking (ze worden als slaven gebruikt), maar vooral een opstand tegen de dood – de replicants hebben een beperkte levensspanne van 4 jaar. Aangevoerd door Roy (Rutger Hauer), gaat een groepje op zoek naar hun maker, en wil hem dwingen om dit onrecht ongedaan te maken. Daarnaast is de film een aanklacht tegen het idee dat het leven van de replicants geen waarde zou hebben buiten hun nut, hun dienstbaarheid, bijvoorbeeld omdat de ‘ontspoorde’ replicants als beesten worden opgejaagd en uitgeschakeld – lees: geëxecuteerd. Maar zelfs hun dood is geen menselijke dood, het is een kwestie van opruimen, zoals je een kapot apparaat weggooit. Eén van de manieren waarop replicants hun menselijkheid vinden, is in de mogelijkheid om als mens te sterven – getuige de legendarische laatste scène op het dak waar Roy zijn laatste adem uitblaast met de aanzwellende muziek van Vangelis.

In plaats van de dood staat juist het leven centraal in Blade Runner 2049. Er is een kind – en dit is iets dat onmogelijk zou moeten zijn, want dit is het kind van replicant Rachel en de agent Deckard (Harrison Ford), de Blade Runner die de replicants moest opsporen en opruimen. Het verhaal lijkt een biologische draai te krijgen: Als replicants kinderen kunnen krijgen, zijn ze dan aan de mens gelijk? Is dat kind menselijk of niet? En ben je pas mens als je wordt geboren, in plaats van gemaakt; als je natuurlijk bent, in plaats van kunstmatig? De vraag wat iemand menselijk maakt, lijkt hier als een kwestie van biologie te worden opgevat, maar ik denk dat het inderdaad slechts zo lijkt. Voor mij is Blade Runner 2049 een fascinerende en intelligente film omdat deze veronderstelling op allerlei manieren op de hak wordt genomen, en er op het einde van de film weinig van overblijft.

De vraag is wat de geboorte van zo’n kind betekent – en het betekent heel veel, maar voor verschillende protagonisten betekent het heel verschillende dingen. De inspecteur Joshi van de LAPD ziet het kind als een grote bedreiging. ‘Dit breekt de wereld’, zegt ze tegen de agent KD6-3.7., of ‘ K’ in het kort, de nieuwe Blade Runner (Ryan Gosling). Zij vindt dat de orde beschermd moet worden, en de orde is er alleen als de grens tussen mensen en replicants overeind blijft. Het kind is in haar ogen een gevaarlijke precedent en daarom moet het spoorloos verdwijnen, alsof het allemaal nooit gebeurd is. Blade Runner K, die dit smerig klusje moet klaren, kijkt wat bezwaard, en werpt tegen dat hij nog nooit iets heeft uitgeschakeld dat een ziel had; ‘en geboren zijn betekent dat je een ziel hebt’. ‘Je doet het prima zonder een ziel’, antwoordt de inspecteur, kennelijk zich niet bewust van het feit dat ze hiermee het belang van de grens die ze met hand en tand wil verdedigen, eigenlijk relativeert.

K heeft ‘geen ziel’ omdat hij zelf een replicant is, en dit gegeven wordt ingezet om de immoraliteit van het systeem te tonen: als een replicant die jaagt op andere replicants, wordt K gereduceerd tot een instrument dat wordt gebruikt tegen zijn ‘eigen soort’. Maar tegelijkertijd schetst Blade Runner 2049 ook de toegenomen macht van de technologie, die resulteert in een overheersing die haast totaal is, want de nieuwe modellen zoals K lijden niet aan dezelfde ‘manco’s’ als de oude: ze worden niet opstandig. Het is ontegenzeggelijk wreed om wezens te maken die net als mensen kunnen denken, voelen, hopen en willen, en ze als slaven te gebruiken. Maar het is ergens nóg wreder om ze bovendien dociel te maken, zodat ze feitelijk nog alleen maar in hun lot kunnen berusten. Het is een nog ergere vorm van slavernij, en een nog kwalijkere vorm van macht. Bovendien: welke mogelijkheid is er dan nog om je tegen te verzetten?

Resistance is futile?
Blade Runner 2049 onderzoekt precies die grens van opstand als opstand geen optie is. En natuurlijk vervaagt gaandeweg het onderscheid tussen K en de oude garde replicant-rebellen, maar het is ook niet zo dat hij hun strijd helemaal oppakt. Er wordt wel met dat perspectief gespeeld, want K komt een groep rebellen tegen, en alweer staat hier de betekenis van het kind centraal. De rebellen vinden namelijk dat het kind een bewijs is dat zij geen slaven zijn; als replicants kinderen kunnen krijgen zijn ze de meesters van hun eigen lot, en daarvoor willen ze strijden. ‘Sterven voor een doel is het meest menselijke dat we kunnen doen’, zegt hun leider. Alweer wordt hier een theorie verkondigd over wat menselijk is, en alweer wordt ook deze theorie subtiel ondermijnd door een andere verhaallijn.

Rebellie speelde een meer prominente rol in de ‘oude’ Blade Runner, maar ook daar leverde de strijd van de replicants niet op waar zij op hoopten: meer levensjaren. Het karakter Roy wordt juist gehumaniseerd nadat hij heeft gefaald. Voor zover je in een film een boodschap moet zoeken, lijkt die dat je menselijkheid niet simpelweg kunt opeisen maar moet je het veelal zoeken in kwetsbaarheid, in eindigheid, en in de manier hoe je met anderen omgaat. Maar in Blade Runner 2049 speelt ook nog iets anders dat de mogelijkheid van een revolutionaire strijd onderuithaalt. Namelijk: de manier waarop de kapitalistische-technologische exploitatie werkt.

Ook hier is er een ‘maker’ van de replicants, Niander Wallace, en ook hij is heel erg geïnteresseerd in het kind – maar wel om geheel eigen redenen. Hij wil het kind bemachtigen om het te kunnen onderzoeken, en denkt dat het kind de sleutel is om alle replicants vruchtbaar te kunnen maken; dat is zijn ‘droom’. Wallace droomt van grote dingen, maar hij is geen echte idealist; zijn droom is om zijn business uit te breiden. Met alle replicants die hij kan maken kunnen ‘slechts’ een paar planeten worden gekoloniseerd. Met replicants die je kunt gebruiken als broedmachines, zijn de mogelijkheden onbeperkt. Wallace is er, heel anders dan de inspecteur, helemaal niet op uit om de grens tussen mens en replicant te beschermen. Die grens staat zijn ambitie juist in de weg. Dit portret van het kapitalisme als een compleet grenzeloos systeem doet inderdaad denken aan onze hedendaagse tech-ondernemers zoals Elon Musk. In Blade Runner 2049 wordt die expansiedrang geportretteerd als het ultieme kwaad: nietsontziend, het systeem wil alles absorberen, alles voor zijn eigen doelen aanwenden. Dit systeem perverteert het leven; en als Wallace zijn zin krijgt, staat het kind niet voor vrijheid en gelijkheid voor de slaven, nee, het betekent dat ze tot in de oneindigheid kunnen worden geëxploiteerd.

Technologie en religie
Technologie neemt daarmee een andere plaats in Blade Runner 2049 in, dan in zijn voorganger. Oorspronkelijk staat techniek ten dienste van een systeem dat alles wil meten en weten, en op basis van empathie-tests wil bepalen of het te maken heeft met mensen of met replicants. Uiteraard slaat dat systeem de plank mis, want empathie, en dus menselijkheid, is geen meetbaar feit, het toont zich in de verhouding tot anderen. Op de achtergrond speelt voortdurende de angst dat je, ondanks alle tests, toch niet zeker weet met wie je te maken hebt. Replicants zijn in de ‘oude’ Blade Runner unheimische wezens – bijna mens, maar net niet, en precies daarom verontrustend. In de ‘nieuwe’ Blade Runner twijfelt K gedurende de film weliswaar aan zijn identiteit, maar de vraag wat het kind van Rachel en Deckard is, wordt niet eens gesteld – alsof dat er helemaal niet toe doet. Bovendien is de technologie helemaal geen hulpmiddel om de wereld in duidelijke categorieën in te delen, want aan het begin van de film wordt aan een klant van Wallace terloops verteld: ‘U kunt ze natuurlijk helemaal aanpassen aan uw wensen. Wij kunnen ze zo menselijk maken als u wilt’.

Is technologie dan helemaal almachtig geworden? Of is er toch een grens, namelijk ‘echt’ leven kunnen maken, het leven dat leven voortbrengt? Ik twijfel of de onvruchtbaarheid van de replicants een strikt technische beperking aangeeft. Noem het de poëtische waarheid, maar ik zag daarin een soort weigering van de replicants om helemaal mee te gaan in hun exploitatie. En dat is geen bewuste daad, uiteraard, het is eerder obstinatie en fysieke onwil, het laatste greintje verzet van een levend lichaam. Want Rachel kon wel een kind krijgen, uit liefde en in vrijheid. Wie zegt dat dit alleen voor haar geldt?

Blade Runner 2049 biedt zelfs een religieus perspectief op het kind, want de eerste replicant die door K wordt geëxecuteerd zegt verwijtend: ‘jullie knappen rotklusjes op, want jullie hebben nooit een wonder gezien’. De Bijbelse parallellen met de geboorte van Jezus zijn overduidelijk. Het is weliswaar geen onbevlekte ontvangenis, maar Rachel is wel een soort Maria, en de mogelijke Messias is in dit verhaal – een dochter. Is zij inderdaad die redder van de replicants? Dat blijft in de film een open kwestie, en het is aan de kijker om in al die perspectieven naar eigen interpretatie te zoeken. Maar wat de film daarmee wel laat zien is dat de strijd om de menselijkheid vooral een strijd is om betekenis, en dat geen enkele macht, hoe groot en allesdoordringend zij ook is, nooit helemaal in staat is om eigen betekenis aan dingen op te leggen.

Uiteindelijk is het hier niet beslissend of de replicants ‘net als wij zijn’, of niet – die vraag is nog steeds ontzettend antropocentrisch. Wat belangrijk is, is dat zij ‘betekeniswezens’ zijn; dingen hebben een betekenis voor ze, dat is mogelijk een andere betekenis dan anderen eraan geven, en ze handelen ernaar. En ik denk dat het kind voor K ook een betekenis heeft, en dat dit niet de betekenis is van zijn baas, of de rebellen, noch van de gelovigen. Voor K is het kind de dochter van Deckard, en hij wil de vader met zijn dochter verenigen. Hij slaagt daarin, tegen een hoge prijs. Is hij daarmee menselijk? Of menselijker dan mensen? Of simpelweg: is hij ‘goed’, wat hij verder ook moge zijn?

Betekenis bevrijdt
De rol van de dochter in de film is klein, maar belangrijk. Zij maakt herinneringen voor de replicants. Ana leeft onder een glazen koepel vanwege haar ‘zwak immuunsysteem’, maar uiteraard kun je die koepel ook als een soort gevangenis zien. En als Wallace de ‘vader’ van de replicants is, dan is zij toch zeker hun ‘moeder’. Niettemin maakt zij geen deel uit van het wrede systeem waarin zij werkt. Zij maakt de herinneringen levensecht, zodat de replicants iets hebben om op terug te vallen. Zij doet dat ‘uit mededogen’, vertelt ze aan K, ‘omdat replicants een rotleven hebben, en ik kan ze tenminste fijne herinneringen geven’. Ook al lijkt dat een klein gebaar, ik zie daarin desondanks een poging om aan het leven van replicants betekenis te schenken, iets waardoor zij nooit gereduceerd kunnen worden tot een ding, een instrument of een slaaf. Mens of niet: betekenis bevrijdt.  

Ivana Ivkovic is filosoof en groot filmliefhebber. Ze geeft regelmatig lezingen voor Koning Film.