Scharrelen in de overblijfselen van een onleefbare wereld

Scharrelen in de overblijfselen van een onleefbare wereld

24 augustus 2020 Artikelen 0
Afbeelding bij artikel "Scharrelen in de overblijfselen van een onleefbare wereld"
Delen via:

Filosoof en filmliefhebber Ivana Ivkovic schrijft elke maand voor Koning Film een beschouwing over een film die een bijzondere kijk biedt op brandende maatschappelijke vraagstukken. Altijd actueel, zelden een nieuwe release. Want die stukken zijn er al genoeg. 
Deze keer over Stray Dogs, Tsai Ming-liang, 2013.

Kun je een film ‘licht-apocalyptisch’ noemen? Ik weet dat het raar klinkt. Apocalyps is de totale vernietiging van de wereld, daar is niets lichts aan. En toch vind ik Stray Dogs (2013) van de Maleisisch-Taiwanese regisseur Tsai Ming-liang, precies dat: licht apocalyptisch. Want de indruk die Stray Dogs bij mij achterliet is dat er iets heel erg mis is met de wereld. De wereld is onherstelbaar kapot. In de film wordt weliswaar niets dergelijks met zoveel woorden gezegd – er is geen duiding, geen verklaring; het verhaal wordt slechts beeldend en impliciet verteld. Het is eerder zo dat dit besef je inhaalt nadat je de film hebt gezien. De beginscène toont een jonge vrouw die haar haar kamt terwijl twee kinderen in een bed achter haar slapen. De shots zijn heel lang en statisch, een soort tableaux-vivants, theatraal. Dat is op zich niet zo verwonderlijk, aangezien Tsai een geschiedenis heeft in experimenteel theater, voordat hij films begon te maken. Die theatrale erfenis is, voor wie dit weet, in al zijn films terug te vinden. Maar Stray Dogs is een stuk abstracter en metafysischer – zoals Tarkovski’s films metafysisch zijn – dan de meeste anderen. 

Scharrelen

In een traag tempo volgen de scènes elkaar op. We zien een man op een kruising in Taipei werken als een levend reclamebord. Het regent, het waait. Het is rotwerk. We zien hem later met die twee kinderen door de stad dwalen, een afhaalmaaltijd eten in een vervallen ruimte, naar het krot gaan waar zij slapen. Er wordt weinig gesproken. Het regent. Dit zou een portret van de zelfkant van de maatschappij kunnen zijn, zoals Tsai’s I don’t Want to Sleep Alone – ontroerend menselijk, en toch zonder sentiment in beeld gebracht. Maar hier is meer aan de hand, deze film reikt dieper. Ik had niet het gevoel dat ik naar sociale problematiek keek maar naar een wereld die volstrekt onleefbaar is geworden. Misschien komt het door de regen die nooit lijkt op te houden, of door die verlaten gebouwen die gaandeweg steeds omineuzer worden, maar de wereld is ziek. Erger nog: de wereld is al doodgegaan, en deze mensen scharrelen door de overblijfselen. De beelden worden steeds indringender en steeds surrealistischer. Juist omdat er geen duidelijke boodschap wordt verkondigd, omdat het drama van deze film je besluipt, komt het heel hard binnen.

Onleefbaar

Hoe kun je leven in een wereld die onleefbaar is geworden?  – Voor mij is dat dé filosofische vraag achter Stray Dogs. Natuurlijk is dat per saldo onmogelijk, maar de alledaagsheid sterft langzaam, zo blijkt. De vader en de kinderen poetsen hun tanden, en het vreemde is dat dit gebeurt in een openbaar toilet. Even later wast een vrouw een andere vrouw dan aan het begin van de film – de haren van het meisje onder een wastafelkraan in een andere WC, van de supermarkt waar zij werkt. De wisseling van de actrices die de moederrol vervullen, laat de kijker gissen naar de precieze geschiedenis van dit gezin. Het staat buiten kijf dat het gezin uit elkaar is gevallen, de kinderen zijn om de beurt met één van hun ouders. Net zoals je pas gaandeweg beseft dat er iets mis is met de wereld, heb je als kijker ook pas laat door dat je naar een gezin kijkt dat niet meer bestaat. De wereld is kapot en dit gezin is kapot – je krijgt geen enkele verklaring of dat iets met elkaar te maken heeft, en toch zijn dit de twee kanten van dezelfde medaille. Ik bedoel dat niet als een oorzakelijk verband, in de zin dat de harde levensomstandigheden deze mensen uit elkaar hebben gedreven. Misschien wel, wie weet. Ik bedoel dat in de zin dat de wereld hier iets van hun innerlijk landschap weerspiegelt, en vice versa.

Landschap

Het is een landschap waarin verstilde schoonheid en pure wanhoop heel dicht bij elkaar liggen. In één van de meest schrijnende scènes van de film, ligt de vader op een matras naast een krop Chinese kool waarop een gezichtje is getekend, en waaromheen een truitje is gedrapeerd. Het is een compleet onbeholpen surrogaat-vrouw, en de man benadert het ook zodanig, eerst zoenend en likkend, en dan met een explosie van alle ellendige emoties die een mens in zich heeft – hij bijt en vreet de kool totdat hij volledig instort en in snikken uitbarst. Hier is een bodem bereikt waar de mens knapt. Groente en fruit moeten het wel vaker seksueel ontgelden in de films van Tsai, maar in zijn andere films zijn zulke scènes een mengeling van pijnlijk en hilarisch. Deze scène is domweg onthutsend. Het laat zich raden dat de kool-pop de afwezige vrouw representeert, maar de man lijkt niet eens op zoek naar liefde of lust, hij lijkt op zoek naar iets dat nog een klein beetje menselijk is, totdat die illusie aan flarden wordt gereten. Hoe heftig die scène ook is, ze blijft zonder zichtbare gevolgen. Even later is de man tot zichzelf gekomen en rolt het leven door.

(post-) menselijke conditie

Ja, het leven? Of een soort loze routine op het randje van het overleven? Er is geen waarom of waartoe; er zijn geen andere doelen dan de dag doorkomen. Deze mensen bewegen mee op het ritme van kleine noodzaken, zonder kans op verlossing. Ze leven in een vervreemde tijd, een soort perpetuele nu. Wat een hel, om altijd maar in het nu te leven. Je kan er van alles achter zoeken, een commentaar op vervreemding in een grote moderne stad zoals Taipei, een ecologische catastrofe, of misschien niets anders dan de menselijke conditie. Ik zie daarin iets dat van het leven overblijft als de wereld onleefbaar is geworden, voor welke reden dan ook. Het leven dat dood is gegaan, maar niet kan sterven.
Er is een verschil, tussen doodgaan en sterven. Een mens kan sterven, maar nog niet dood zijn – ze worden zombies, ondoden. En ook het omgekeerde kan gebeuren, hoe gek dat ook klinkt, een mens kan dood zijn, maar niet kunnen sterven, en ik denk dat Stray Dogs juist dat laat zien. De karakters zijn menselijk, maar ze zijn afgesneden van alles dat het leven menselijk maakt, zoals vrienden, toekomstplannen, een narratief. Misschien is het daarom beter om te zeggen dat de film over de post-menselijke conditie gaat, over het einde van de mens. Dat is niet alleen een hot issue binnen de filosofie, er zijn ook talloze films over gemaakt, bijna altijd technologie-gedreven en vaak vallen ze binnen de sciencefiction. Denk aan Her, of aan Blade Runner 2049.
In Stray Dogs is geen spoortje sciencefiction te vinden. Ook wordt de mens niet vervangen door iets anders, hij wordt niet als een achterhaalde soort neergezet. De setting is nog pijnlijker: er is in deze wereld geen plaats meer voor de mens, geen mogelijkheid om een menselijk leven te leiden. En toch zijn er nog mensen, en ze doen wel een poging. Het ziet er naar uit dat de wereld ze niets meer te bieden heeft. Het leven, wat over is van het menselijke leven, gaat door. De wereld is dood, maar kan niet sterven.

Happy birthday

Des te vreemder is het dat vlak voor het einde van de film het gezin bij elkaar komt. Misschien is het maar een droom, of een flashback, een echo van de tijd waarin ze wel samen waren – de tijd verloopt nu eenmaal vreemd in de zone waarin zij zich bevinden. Ze zijn in een huis, misschien is dat hun eigen huis, misschien alweer een tussenstop in hun omzwervingen. De muren zijn bedekt met lagen zwarte, ranzige schimmel, maar de tafel en de stoeltjes waar zij zitten zijn oogverblindend schoon en wit. Er is een verjaardagstaart, er wordt gezongen. Happy birthday. Wordt hier toch een sprankje hoop geboden? Ik betwijfel dat. Er is bijzonder weinig hoop in deze film. Even later liggen de moeder en de dochter naast elkaar in bed, knus gewenteld in kraakverse witte lakens. De muur boven hun hoofd is beschimmeld, en het dochtertje wil weten of het huis ziek is. Het lijkt er inderdaad op dat het huis iets heeft uit te zweten. Is het denkbaar dat het huis ziek van de mensen is geworden? Misschien wil het huis de mensen niet meer. Misschien wil het geen thuis meer zijn. En toch lukt het mensen om er voor even in te schuilen, en een moment van intimiteit met elkaar te beleven.