Women Make Film

Women Make Film

23 september 2021 Blog 0
Afbeelding bij blog Women make film
Delen via:

En een druppel op de gloeiende plaat

Deze maand komt in verschillende filmtheaters in het land Women Make Film uit, de geweldige film van maar liefst 14 uur van Mark Cousins (Story of Film) over vrouwen die films maken. Zodat je nooit meer kunt zeggen dat er daarvan te weinig zijn.

Verschillende theaters in Nederland, waaronder Forum in Groningen, bieden er ook nog eens mooi programma bij aan en vertonen films van vrouwelijke regisseurs waar je als publiek alleen maar heel gelukkig van kunt worden. Forum vroeg Gerlinda Heywegen een artikel te schrijven over films die niet in hun programma zijn opgenomen en allebei kwamen ze na een tijdje tot de conclusie: dat is natuurlijk een heilloze missie, welke dan? En toch kwam er een artikel om nog een kleine druppel op die gloeiende plaat toe te voegen. Heywegen koos vier films uit, uit die rijke geschiedenis van vrouwelijke regisseurs. Lichamelijkheid, hoe je die toont en kunt ervaren, bleek daarbij de rode draad.

Maar eerst de vraagt wat een film een vrouwenfilm maakt? Een gekke vraag en een antwoord bedenken is een tamelijk onzinnige exercitie.

Is The Hurt Locker, van Kathryn Bigelow die opgenomen is in dat Forum filmprogramma en een actiefilm over de oorlog in Irak begin deze eeuw, een vrouwenfilm omdat hij door een vrouw gemaakt is? Zou een man het anders hebben gedaan? Zijn films vrouwenfilms omdat ze bijvoorbeeld romantisch zijn om maar eens een cliché te noemen? Dat het om bepaalde thema’s gaat dus? Of moeten ze feministisch zijn, een female gaze hebben?

Gelukkig maakt Mark Cousins, de maker van de reeks Women Make Film het ons makkelijk. Hij bakent het met zijn titel eenvoudig af. Vrouwen maken films. En als je denkt dat dat er een paar tientallen zijn, zit je er flink naast. Google zou je dat wel bijna doen geloven. Tik het in, bijvoorbeeld ‘female directors’, en je krijgt een obligaat rijtje wat suggereert dat er niet veel meer is. Met de 14 uur film die Cousins maakte, laat hij het tegendeel zien.

Hij beschrijft slechts, hij trapt niet in de valkuil om uit te leggen waarom dan deze films “vrouwelijk” zouden zijn, als zoiets al bestaat. Hij heeft het over waar film uit bestaat, uit camerabewegingen, kadreringen, verhalen, en natuurlijk zoveel meer en van daaruit begint zijn lange, indrukwekkende reis langs al dat harde werk dat vrouwelijke filmmakers hebben afgeleverd. En zo gaat hij, net als in Story of Film, in hinkstaksprong en heen en weer in de tijd door de filmgeschiedenis, deze keer een geschiedenis van vrouwen die films maken. Kijk als kijker zelf maar wat je ervan vindt. Maar Cousins gooit het niet over de schutting, zeker niet. Als iemand je warm kan laten lopen voor welke film ook, is hij het wel. Nee, hij geeft je ruimte. Bij zijn werk gaat het dan ook altijd om jou, de kijker uiteindelijk, niet om wat hij zegt dat je moet vinden.

Bij Woman Make Film is dat nog net wat spannender dan Story of Film omdat dat ondanks alles iets “neutraler” lijkt: “hier komt de filmgeschiedenis”. Met Women Make Film wil Cousins nadrukkelijk aandacht vragen voor waar allang geleden veel meer aandacht voor had moeten zijn: andere mensen dan mannen maken films en dat doen ze zo. Particuliere gevallen rijgt hij bijna als in een stream of consciousness aan elkaar. Omdat ze iets van elkaar weg hebben vanwege hoe ze eruitzien, wat ze vertellen, noem het maar op.

Omdat het lichaam van de vrouw zo enorm geobjectiveerd werd en wordt, lang voordat film er kwam zo ontstaan, is misschien dat wel een onderwerp wat speciaal uitgelicht moet worden. Schilders, beeldhouwers, dichters, schrijvers, fotografen: met het vrouwenlichaam mag je doen wat je wil. Het is niet van haar maar van iedereen, ons allemaal. We keken ernaar als een object, we zagen wat de “mode” was in de 17e eeuw en vandaag in de onze. We zagen dat mollige vrouwen ooit “in” waren en nu zo lang verbannen. We zagen verhalen vol geweld, tegen de vrouw, soms ook tegen haar kinderen, hen meestal door de man aangedaan. Genoeg vrouwelijke regisseurs maken er in hun films een punt van, nadrukkelijk of subtiel. Recht in je smoel of stiekempjes op hun agenda.

Dat lichaam dus. Wat maken vrouwen ervan? Lichamelijkheid en hoe je die toont en kunt ervaren als rode draad in de volgende vier films uit die rijke geschiedenis van vrouwelijke regisseurs, die die kleine druppel op de gloeiende plaat zijn en (slechts) via woord aan het Forum programma worden toegevoegd.

Meisjes, kinderen zijn het vaak nog, samen in een prachtig mooi huis. Je weet niet waarom. Lucille Hadzihalilovic (Frankrijk, 1961) maakte in 2004 Innocence, een uiterst zorgvuldig gekadreerde, zo kalm gemonteerde, verstilde en toch enorm spannende film. De meisjes komen binnen in een doodskist, ja, Innocence is geen kinderfilm. Maar ook geen horrorfilm in letterlijke betekenis. Ze dragen haarlinten, die zie je vaak, en korte rokjes. Ze dansen, dat is belangrijk blijkbaar. Er wordt goed voor ze gezorgd maar weg kunnen ze niet. Of het moet in diezelfde doodskist zijn. Ze “bloeden” nog niet. Hadzihalilovic laat de camera vaak laag staan, op het niveau van de meisjes. We zien hun benen, vooral hun benen. Lopen, dansen. En die haarlinten. Een andere kleur voor als je groter wordt. Innocence heeft iets sprookjesachtigs, ook qua onderliggende dreiging. Je kunt, als je van symboliek houdt, helemaal losgaan op de film. Je kunt hem ook verwonderend tot je nemen, je hooguit afvragen waarom deze vrouw, deze regisseur, die pas 15 jaar later haar volgende speelfilm zou maken (Evolution, 2019), zo goed voor haar meisjes zorgt, ze binnen houdt, ze knecht daar waar verder niemand aan ze kan komen. In alle rust hakte Hadzihalilovic’s director of photography Benoit Débie de meisjes in stukjes, figuurlijk. Veel beentjes dus. Het maakt ongemakkelijk en is toch niet heel fysiek. Het heeft iets pré-erotisch; wat later onvermijdelijk komt is nog op grote afstand. Kinderen filmen, zeker hier, is moeilijk, soms bijna gevaarlijk. Hadzihalilovic doet het magistraal en het is een zonde dat ze zo weinig van zich heeft (kunnen?) laten horen sindsdien.

Ildikó Enyedi (Hongarije, 1955), de winnaar van de Gouden Beer in Berlijn in 2017 met haar On body and Soul, doet het al net zo als Hadzihalilovic. Hoewel de films in vorm en verhaal niet op elkaar lijken, kan Enyedi met een stukje lichaam al zoveel vertellen, een hele wereld laten zien, een leven, zo eenzaam. Twee voeten zie je, naast elkaar, ergens in het begin van de film. De ene in de zon, de andere verstopt in de schaduw, ergens op de buitenplaats van een fabriek, een troosteloze omgeving. In het volgende shot een man, achter een raam, hij heeft een kopje koffie in de hand. Je ziet dat hij even de zon op zijn gezicht voelt. En terwijl hij naar buiten kijkt, ziet hij die voeten, die ene in de zon voegt zich langzaam bij die in de schaduw, weg van de aandacht, keurig naast elkaar.

Endre en Maria. Hij al wat ouder en heeft een lamme arm, weinig charisma en weinig autoriteit in de fabriek. Zij een soort van autistisch, in dit leven niet echt passend.

On body and soul is sensitieve cinema. En een hele rustige, kalme, stille film. Zoals je hele gevoelige mensen hebt, zo heb je ook hele gevoelige films. Die al je aandacht vragen. Zoals je nog nooit hebt gezien. Als Maria verderop in de film eindelijk in de zon durft te staan, weet je wat dat betekent. Dat ook zij gezien mag worden. Door Endre, door de filmkijker, door de zon. Oorverdovend mooi.
Heel, heel anders is Kissed van Lynne Stopkewich (Canada, 1964) waarin actrice Molly Parker een tamelijk kwetsbare vrouw speelt die enkel in het mortuarium haar diepste gevoelens kwijt kan. Toen de film in première in 1996 ging, was er aardig wat om te doen. Necrofilie is geen makkelijk onderwerp. En hoewel de film “smaakvol” gedraaid is, is het even wennen om een jonge vrouw een dood iemand te zien bekruipen. Maar Stopkewich problematiseert de vrouw niet. Dat er iets is, ervaar je tot in je tenen maar de Canadese is niet van plan haar hoofdpersonage te willen “genezen”. Er is iets anders. Iets meer tussen leven en dood. Hoewel ook het lichaam belangrijk blijft, koud of warm. De regisseur vertelde toentertijd dat ze vooral wilde vertellen over een vrouw die haar eigen seksualiteit beheerst. Dat filmt ze op uiterst afstandelijke wijze. In koud licht, met een absoluut kille cameravoering. Emoties hoef je er voor haar niet bij te hebben. Stopkewich was met Kissed nadrukkelijk bezig met het doorvoeren van een feministische blik. Dat resulteerde in matige recensies, vooral omdat de “kleur” van de film ervoor zorgde dat de liefde slechts gezien, niet beleefd kon worden. Toch is 25 jaar na dato de inmiddels tamelijk vergeten film er eentje die van belang is. Al was het maar omdat Stopkewich en Parker hun tijd ver vooruit waren met hun female gaze in een uiteindelijk vreemd genoeg toch redelijk toegankelijke arthouse film.

Eén van de meest in het oog springende films als het om lichamelijkheid in film gaat, is Touch me not (2018) van Adina Pintilie (Roemenië, 1980). Zelf was ze ook verbaasd dat ze er de Gouden Beer mee won in Berlijn. De internationale filmpers vroeg zich af hoe dat kon. En reageerde zeer wisselend op de film. Van ‘dapper’ tot ‘gevaarlijk’.

De film begint met een therapiesessie, mede ontwikkeld trouwens door Pintilie. Touch me not is haar speelfilmdebuut, dat maakt het allemaal nog indrukwekkender.

In een gestileerde witte ruimte, iedereen in witte kleding, raken mensen, steeds groepjes van twee, elkaar aan. Meer dan andere films is Touch me not een superpersoonlijke kijkervaring. Meer dan de gemiddelde film bepaalt je eigen, particuliere leven of je deze film aan kunt, aan wilt kunnen of niet.

Touch me not is documentair op een uiterst geconstrueerde manier. Pintilie werkte met een acteur naast de vele non-acteurs. Je ziet haar zelf ook af en toe in scènes die ze filmde met die acteur, de Britse Laura Benson. Als Pintilie zichzelf op gegeven moment vragen stelt bij haar eigen film, maakt dat haar enorm kwetsbaar. Het maakt het soms onuitstaanbare project een boeiend experiment, work in progress, zo veel meer dan de zoveelste film. En meer dan ooit hoort daar ook de ervaring van het publiek bij. Dat onvoorzien en wellicht ook ongewild in therapie gaat door naar de film te kijken. Wie denkt Pintilie wel niet dat ze is dat ze je dat zomaar flikt?

Of je de film haat of interessant vindt of allebei: Pintilie daagt uit, steeds weer. Met dat project van jaren, dat je confronteert met het moeilijke van kijken naar (niet perfecte) lichamen. Eén van de lichaamswerkers in de film beweert dat dat zo moest: “Als het zo makkelijk zou zijn, was deze film nooit gemaakt.” Lef, dat heeft Pintilie. Om irritant te durven zijn. Vervelend. Het interesseert haar niet. Lef, om je te dichtbij te halen. Zo dichtbij dat je de film bijna kunt ruiken. Ze kiest er ook voor om de kracht van film nog eens te laten zien: je hoeft iets niet letterlijk in beeld te brengen om het je toch te laten zien. Wanneer we in Reservoir Dogs van Quentin Tarantino zien dat er een oor wordt afgesneden, zien we dat eigenlijk niet maar vanwege de montage toch, in ons hoofd. En dus is het er. Zo is het hier met de seks ook. Pintilie filmt seks in een sm-seksclub.  Eigenlijk net niet ‘te’ in your face en toch ‘zie’ je alles. En wat je niet wilt zien, zie je ook. Touch me not: stom, mooi, lelijk, gek, onbegrijpelijk. Uiteenlopende recensies kreeg de film. Dat de film vals is. Dat hij puur is. Dat hij uniek is. En het is allemaal waar.

Gevaarlijk. Het woord viel een aantal keren, bij Innocence en Touch me not. Kinderen filmen als ze nog onschuldig zijn, als zoiets al bestaat; mensen filmen, daardoor met hun lichaam experimenteren, tot het uiterste. Meerdere keren worden ook stukjes van lichamen geïsoleerd, door de kadrering het grootste deel buiten te laten sluiten. Of ze koel als de dood toch nog te laten beminnen, helemaal. Regisseurs van wie wel films in het Women Make Film programma zijn opgenomen, bijvoorbeeld Claire Denis en Jane Campion, zouden gemakkelijk aan dit stuk kunnen worden toegevoegd. Lichamelijkheid is ook bij hen zeer aanwezig, zeer voelbaar en lang niet altijd aangenaam. Zo verschillend als ze allemaal zijn, Hadzihalilovic, Enyedi, Stopkewich, Pintilie, dat hebben ze gemeen. En daarmee ook een volstrekt eigen filmtaal, een eigenzinnige rijkdom. Een rijkdom die geen man had kunnen creëren.

Gerlinda Heywegen